Participatieverordening gemeente Oisterwijk 2025
Participatieverordening gemeente Oisterwijk 2025
De raad van de gemeente Oisterwijk
na het lezen van het voorstel van het college d.d. 21 januari 2025;
overwegende dat het belangrijk is om de lokale democratie te verrijken door inwoners te laten meedoen, de samenwerking tussen gemeente en inwoners te versterken en duidelijkheid te geven over hoe de participatie werkt;
met inachtneming van artikelen 149 en 150 van de Gemeentewet, afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en gelet op de Wet versterking participatie op decentraal niveau de Participatieverordening gemeente Oisterwijk 2025 vast te stellen.
Hoofdstuk 2 Inwonersparticipatie
Artikel 4. Terugkoppeling uitkomsten participatieproces
Het bestuursorgaan vertelt de deelnemers voorafgaand aan de besluitvorming hoe ze omgaan met de uitkomsten van het participatieproces en hoe de besluitvorming zal plaatsvinden.
Hoofdstuk 4 Overheidsparticipatie
Artikel 7. Toepassen Overheidsparticipatie
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
Het bestuursorgaan kan overheidsparticipatie weigeren als: a. Er onvoldoende steun is bij omwonenden, belanghebbenden of betrokken inwoners. b. Het financieel, juridisch of praktisch niet haalbaar is. c. Er een lopende bezwaar- of beroepsprocedure is of een rechterlijke uitspraak wordt verwacht. d. Het vooral het privébelang van de indiener dient.
- 5.
- 6.
- 7.
Hoofdstuk 9 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 13. Intrekken oude verordeningen
De Participatieverordening 2024 gemeente Oisterwijk en de Burgerinitiatiefverordening gemeente Oisterwijk 2016 worden ingetrokken.
Op inspraakprocedures die voortvloeien uit besluiten genomen vóór de inwerkingtreding van deze verordening, blijven de bepalingen van de oude verordeningen van toepassing.
De gemeente Oisterwijk wil de kennis en ervaring van inwoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden gebruiken bij het maken van beleid. Dit geldt vanaf het bedenken van ideeën tot het uitvoeren en evalueren van het beleid. De gemeente moedigt inwoners aan om samen initiatieven te nemen om hun omgeving mooier, veiliger en socialer te maken. De gemeente geeft inwoners zoveel mogelijk ruimte voor hun initiatieven.
Deze verordening regelt hoe inwoners betrokken worden bij het maken en uitvoeren van gemeentelijk beleid en wat de rol is van de burgemeester, wethouders en de gemeenteraad. Ook gaat het over hoe de gemeente ondersteuning biedt aan initiatieven van inwoners, organisaties, bedrijven of andere belanghebbenden.
De gemeenteraad moet een inspraakverordening vaststellen (volgens artikel 150 van de Gemeentewet). Door een wijziging in de wet moeten gemeenten deze inspraakverordening omzetten naar een participatieverordening. Het wetsvoorstel ‘Wet versterking participatie op decentraal niveau’ zorgt ervoor dat inwoners kunnen meedoen bij het maken, uitvoeren en evalueren van beleid. Meer informatie over dit wetsvoorstel is te vinden op zoek.officielebekendmakingen.nl onder dossiernummer 36210.
Deze participatieverordening is gebaseerd op gesprekken met verschillende groepen en input van inwoners, ambtenaren, het college en de gemeenteraad. De verordening bouwt voort op eerdere documenten zoals de Inspraakverordening 2005, de Burgerparticipatienota 2016, de Visie op Dienstverlening en inwonersparticipatie 2021, en andere relevante onderzoeken en plannen.
De gemeente Oisterwijk ontwikkelt inwonersparticipatie op een eigen manier. Dit betekent dat niet alles vooraf wordt vastgelegd in regels, maar eerst wordt gekeken wat werkt voor de inwoners en de organisatie. Als iets goed werkt, wordt het vastgelegd in de handreiking ‘Participeren doen we samen’.
Met deze verordening worden al regels opgesteld voor inwonersparticipatie, waarin de betrokkenheid van inwoners, bedrijven en andere belanghebbenden bij gemeentelijke initiatieven en beleid wordt vastgelegd. Ook wordt de werkwijze rondom basis-, plus- en topdossiers beschreven. Hierbij bepaalt de raad vooraf welke aandacht een dossier of project krijgt en hoe de participatie vanuit de raad wordt vormgegeven.
Daarnaast worden ook uitgangspunten voor overheidsparticipatie beschreven, dus hoe de gemeente reageert of ondersteuning biedt aan initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties of andere initiatiefnemers.
Het is belangrijk dat er duidelijkheid is over de kosten voor het organiseren van participatie. Bij projecten maken deze kosten deel uit van het projectbudget. Kleine initiatieven van inwoners kunnen ondersteund worden vanuit de subsidieverordening of het (tijdelijke) budget voor inwonersinitiatieven. Voor grotere budgetaanvragen is aparte besluitvorming door de burgemeester, wethouders en/of de gemeenteraad nodig.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Participatie kan op twee manieren plaatsvinden: inwonersparticipatie (waarbij een bestuursorgaan uitnodigt tot participatie) en overheidsparticipatie (waarbij de samenleving vraagt om participatie vanuit de overheid). Inspraak is een vorm van inwonersparticipatie, maar bij participatie gaat het ook om de uitvoering en evaluatie van beleid.
Een beleidsvoornemen is het voornemen van een bestuursorgaan om beleid vast te stellen of te wijzigen. Het gaat hierbij niet om concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van beleid.
Het bestuursorgaan kan de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester zijn. Afhankelijk van de bevoegdheidsverdeling wordt bepaald welk bestuursorgaan bedoeld wordt.
Een inwonerinitiatief is een initiatief van inwoners of andere belanghebbenden gericht op de maatschappij, zoals het realiseren van een speeltuintje of een buurttuin. Het gaat niet om initiatieven van particulieren of projectontwikkelaars die gericht zijn op privébelang.
Inwonersinitiatieven worden ingediend via de ambtelijke organisatie. Met betrokken collega’s wordt het initiatief besproken, wordt bepaald wie contactpersoon wordt richting initiatiefnemers(s) en of / hoe de gemeente eventueel kan faciliteren.
Een inwonerinitiatiefvoorstel is een concreet voorstel dat door een inwoner bij de gemeenteraad kan worden ingediend. Dit is een zwaarder middel dan een gewoon inwonerinitiatief en wordt vooraf gecheckt bij de ambtelijke organisatie.
Uitdaagrecht Het uitdaagrecht geeft inwoners en lokale maatschappelijke partijen de mogelijkheid om taken van de gemeente over te nemen als zij denken dat ze het beter kunnen doen. Dit recht is gebaseerd op het wetsvoorstel ‘Wet versterking participatie op decentraal niveau’.
Artikel 2 Reikwijdte van deze verordening
- 1.
- 2.
In het tweede lid staat dat participatie, inspraak en uitdaagrecht alleen gelden voor inwoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden die lokaal actief zijn of een lokaal belang hebben. Dit betekent dat landelijke belangengroepen niet kunnen deelnemen, tenzij ze een lokale afdeling hebben. Ook moeten partijen die het uitdaagrecht willen gebruiken een lokaal belang hebben. De schaal van het project bepaalt hoeveel inwoners betrokken worden: bij straat- of buurtzaken alleen die inwoners, bij dorps- of gemeentelijke zaken een grotere groep.
- 3.
In het derde lid staat dat het bestuursorgaan inzicht geeft in de gemeentelijke plannen, zodat inwoners op tijd invloed kunnen uitoefenen. Dit artikel verplicht tot actieve openbaarheid, zodat inwoners goed kunnen deelnemen aan participatieprocessen. De uitwerking hiervan gebeurt in beleidsregels en procesafspraken.
Artikel 3 Participatieproces bij inwonersparticipatie
- 1.
- 2.
Artikel 4 Terugkoppeling uitkomsten participatieproces
Dit artikel verplicht tot terugkoppeling van het participatieproces aan de deelnemers voordat er een besluit wordt genomen.
Artikel 5 Eindverslag participatieproces
Dit artikel spreekt voor zich.
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
Artikel 7 Toepassen overheidsparticipatie
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
Artikel 8 Toepassen uitdaagrecht
- 1.
- 2.
- 3.
Artikel 9 Dorps- en wijkdemocratie
De gemeente waardeert de inbreng en betrokkenheid van dorpen en wijken. Er wordt samengewerkt met inwoners om plannen te maken voor hun omgeving. Er wordt geëxperimenteerd met buurtbudgetten. De werkwijzen worden later vastgelegd in de handreiking ‘Participeren doen we samen’.
Artikel 10 Participatie instrumenten Omgevingswet
De Omgevingswet benadrukt het belang van vroegtijdige participatie. Dit betekent dat belanghebbenden (zoals inwoners, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere overheden) al in een vroeg stadium betrokken moeten worden bij de besluitvorming over een project of activiteit.
Gemeenten moeten voor verschillende instrumenten een participatiebeleid vaststellen. Dit beleid moet ervoor zorgen dat participatie daadwerkelijk plaatsvindt.
De gemeente moet vooraf aangeven hoe participatie wordt vormgegeven voordat een plan start.
Als een plan af is, moet in het plan staan hoe belanghebbenden zijn betrokken en wat de resultaten zijn. Dit moet ook opgenomen worden in het besluit waarmee het plan wordt vastgesteld.
In de onderstaande tabel staat wie verantwoordelijk is voor participatie bij verschillende instrumenten:
De initiatiefnemer moet aangeven of en hoe hij aan participatie heeft gedaan en wat de resultaten zijn. Dit is geen verplichting om aan participatie te doen, maar de informatie moet wel worden verstrekt.
De gemeenteraad kan participatie verplicht stellen voor bepaalde omgevingsvergunningen. Als de aanvrager niet of onvoldoende aan participatie heeft gedaan, kan de aanvraag buiten behandeling worden gelaten. De aanvrager krijgt wel de kans om dit te herstellen.
Er is een handreiking participatie opgesteld die ook voldoet voor initiatieven onder de Omgevingswet. Deze handreiking moet worden gebruikt bij de aanvraag van omgevingsvergunningen en in de principeverzoekfase.
Verantwoordelijkheden bij wijziging omgevingsplan
Als een derde partij een wijziging van het omgevingsplan aanvraagt, moet deze partij zorgen voor een goed participatieproces. Het bestuursorgaan controleert of aan de eisen is voldaan.
Het bestuursorgaan is verantwoordelijk voor de bekendmaking van de kennisgeving tot wijziging van het omgevingsplan en voor het voldoen aan de motiveringsplicht. Het bestuursorgaan moet vaststellen hoe belanghebbenden zijn betrokken en wat de resultaten zijn.
Artikel 11 Evaluatie en monitoring
De gemeenteraad bespreekt minimaal één keer per raadsperiode hoe de gemeente participatieprocessen heeft georganiseerd. Dit wordt vormgegeven door een werkgroep met vertegenwoordiging vanuit bestuur en organisatie. Ook de werkwijze rondom basis-, plus- en topdossiers kan hierin worden meegenomen. Inwoners worden hierbij betrokken.