Beleidsregels Rechtmatigheid PW, IOAW/IAOW en Bbz gemeente Oisterwijk 2024

donderdag 17 oktober 2024
Type bekendmaking: beleidsregel



Beleidsregels Rechtmatigheid PW, IOAW/IAOW en Bbz gemeente Oisterwijk 2024

Het college van burgemeester en wethouders van Oisterwijk;

 

gelet op:

  • Titel 4.3. van Algemene wet bestuursrecht;

  • Artikel 160 lid 1 onder a Gemeentewet;

overwegende dat:

het wenselijk is beleidsregels vast te stellen met betrekking tot rechten en plichten verbonden aan het ontvangen van een bijstands- of IAOW/IOAZ-uitkering,

 

besluit vast te stellen de Beleidsregels Rechtmatigheid PW, IOAW/IAOW en Bbz gemeente Oisterwijk 2024

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de PW, IOAW, IAOZ en Bbz 2023.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Commerciële kamerbewoner: een persoon die een kamer huurt op commerciële basis, en die niet is een bloedverwant in de eerste of tweede graad van de hoofdbewoner. Van huren op commerciële basis is sprake als de woonsituatie voldoet aan het volgende:

      • i.

        er is sprake van huur op contractbasis; en

      • ii.

        er is sprake van een commerciële relatie wat blijkt uit de aanwezigheid van een overeenkomst en betaling van een commerciële huurprijs; en

      • iii.

        het te huren deel van de woning is al dan niet samen met gemeenschappelijke ruimtes geschikt voor zelfstandige bewoning; en

      • iv

        de kamerbewoner staat ingeschreven in de basisregistratie van de gemeente op het huuradres.

    • b.

      Commerciële kostganger: een persoon die op commerciële basis inwoont, en die niet is een bloedverwant in de eerste en tweede graad en tevens bij de verhuurder de maaltijden gebruikt. De woonsituatie moet voldoen aan het volgende:

      • i.

        er is sprake van een vergoeding op contractbasis; en

      • ii.

        er is sprake van een commerciële relatie, wat blijkt uit de aanwezigheid van een overeenkomst en betaling van een commerciële prijs; en

      • iii.

        de woning is geschikt voor inwoning en er is toestemming verleend door de eigenaar van het pand; en

      • iv.

        de kostganger staat ingeschreven in de basisregistratie van de gemeente op het huuradres.

    • c.

      Commerciële prijs: hiervan is sprake als de huur, exclusief onder andere servicekosten, of vergoeding hoger is dan de basishuur zoals gebruikt bij de huurtoeslag;

    • d.

      Co-ouderschap: de verdeling van zorg- en opvoedtaken van een minderjarig kind/kinderen. Beide ouders nemen een gelijkwaardig deel van de verzorging en opvoeding van hun kinderen voor hun rekening.

    • e.

      Gehuwdennorm: de norm zoals bedoeld in de wet.

    • f.

      Gift: een onverplichte betaling van geld of een op geld waardeerba(a)r(e) goed of dienst uit vrijgevigheid door een natuurlijke persoon of instelling;

    • g.

      Hoofdbewoner: een belanghebbende die eigenaar of hoofdhuurder is van een woning en die in dezelfde woning hoofdverblijf;

    • h.

      Kostendelersnorm: norm voor de hoogte van een uitkering volgens artikel 22a PW. Naarmate meer mensen in een huis wonen, ontvangt iedere afzonderlijke uitkeringsgerechtigde een lagere uitkering omdat meer mensen de kosten kunnen delen. Mensen jonger dan 27 jaar tellen niet mee als mensen waarmee kosten gedeeld kunnen worden.

    • i.

      Woning: een woning als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, Wet op de huurtoeslag, alsmede een woonwagen of woonschip, als bedoeld in artikel 3, zesde lid, PW;

    • j.

      Woonkosten:

      • i.

        als sprake is van een huurwoning: de op de aanvraagdatum van het lopende huurtoeslagtijdvak per maand geldende huurprijs als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag inclusief servicekosten;

      • ii.

        als sprake van bewoning van een eigen woning: de tot een bedrag per maand omgerekende som ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten. Onder zakelijke lasten wordt verstaan: de rioolrechten, het eigenaarsaandeel van de onroerende zaakbelasting, de brandverzekering, de opstalverzekering, en het eigenaarsaandeel van de waterschapslasten;

      • iii.

        Indien een woonwagen of een woonschip wordt bewoond: kosten als bedoeld onder i of ii alsmede stageld, liggend of roerende zaakbelasting, in ieder geval niet zijnde energiekosten.

    • k.

      Woonlasten: hetgeen in geld verschuldigd is voor het (mede)gebruik van voorzieningen, aanwezig in woonruimte waarin de belanghebbende woont, zoals energiekosten, water et cetera.

Artikel 2: Bewijsstukken

  • 1.

    Een belanghebbende is zelf verantwoordelijk voor het overleggen van zijn of haar gegevens.

  • 2.

    Wanneer deze gegevens niet meer in het bezit zijn, moet de belanghebbende zorgen voor vervangende exemplaren.

  • 3.

    Als een belanghebbende geen vervangende exemplaren kan overleggen, beoordeelt het college of dat verwijtbaar is.

  • 4.

    Als het niet kunnen overleggen van gegevens niet verwijtbaar is, beoordeelt het college de aanvraag aan de hand van de wel aanwezige gegevens.

  • 5.

    In het kader van de Wet eenmalige uitvraag werk en inkomen vraagt het college geen gegevens bij de belanghebbenden op, die ook vanuit de eigen systemen actueel inzichtelijk zijn.

  • 6.

    Belanghebbende is op grond van artikel 17 PW wel gehouden de gegevens zoals bedoeld in het vijfde lid, uit eigen beweging te verstrekken.

Artikel 3: Bankafschriften

  • 1.

    Bij onderzoeken naar het recht op uitkering vraagt het college in beginsel bankafschriften op over de laatste drie maanden.

  • 2.

    Het is mogelijk om afschriften op te vragen over een langere periode wanneer daartoe aanleiding bestaat.

Artikel 4: Vaststelling van het vermogen

  • 1.

    Bij de bepaling van het vermogen zoals bepaald in artikel 34 PW laat het college auto’s en motoren, aanhangers en caravan en brom- en snorfietsen, scooters en brommobielen die ouder zijn dan 9 jaar buiten beschouwing, tenzij het een auto of motor betreft met een bijzondere dagwaarde;

  • 2.

    Bij het bepalen van de waarde van auto’s en motoren, aanhangers en caravans en brom- en snorfietsen, scooters en brommobielen, jonger dan 9 jaar of die met een bijzondere dagwaarde, hanteren we de dagwaarde (vervanging bij inruil particulieren) van de koerslijst ANWB. Tevens wordt een werkinstructie “Lijst met bijzondere automerken” aangewend om vast te stellen of het een bijzondere dagwaarde betreft. Deze lijst is niet uitputtend;

  • 3.

    Bij twijfel over de dagwaarde van een vervoersmiddel kan een onafhankelijke taxateur worden ingeschakeld;

  • 4.

    Bij auto’s en motoren die tot het vermogen worden gerekend, hanteren we een vrijlating van €3.000,00 in totaal. Indien belanghebbende(n) meer dan één vervoersmiddel (auto of motor) op zijn/hun naam heeft/hebben staan of ter beschikking heeft/hebben, geldt voor de overige vervoersmiddelen niet de vrijlating van €3.000,00. De vrijlating van €3.000,00 geldt voor maximaal één vervoermiddel;

  • 5.

    Volledige waarde van een uitvaartverzekering wordt niet meegenomen, ook niet wanneer deze afkoopbaar is. Wanneer belanghebbende beschikt over meerdere uitvaartverzekeringen, wordt de volledige afkoopwaarde van één verzekering wel meegenomen bij vaststelling van het vermogen. De afkoopwaarde van de hoogste ongespaarde uitvaartverzekering wordt niet meegenomen bij de eerste vaststelling van het vermogen;

  • 6.

    Bij co-ouderschap wordt de vermogensgrens bepaald door het gemiddelde te nemen van de vermogensgrens voor een alleenstaande en een alleenstaande ouder (artikel 34 lid 3 PW).

Artikel 5: Cryptomunten

  • 1.

    Als een belanghebbende cryptomunten (zoals bitcoin) bezit, dan zijn dit bezittingen zoals bedoeld in artikel 34 lid 1, onderdeel a PW. De cryptomunten dienen dan toegerekend te worden aan het vermogen van de belanghebbende.

  • 2.

    Als een belanghebbende handelt in cryptomunten en dit heeft een structureel karakter, dan moeten de inkomsten uit deze handel worden aangemerkt als inkomsten zoals bedoeld in artikel 32 PW. Handel in cryptomunten is structureel wanneer inkomsten uit handel in cryptomunten een periodiek karakter hebben, of wanneer deze worden aangewend om te voorzien in kosten voor levensonderhoud.

  • 3.

    Om de waarde van de cryptomunten vast te stellen moet de belanghebbende inzage geven in het online transactieoverzicht van zijn cryptomunten, zoals een bitcoin wallet.

  • 4.

    Onder de waarde van cryptomunten moet worden verstaan de actuele waarde van de desbetreffende munt op het einde van de voorgaande maand.

Artikel 6: Informatieverstrekking tijdens de uitkering

  • 1.

    De belanghebbende dient informatie die relevant kan zijn voor het recht op uitkering in principe te verstrekken uiterlijk na 5 werkdagen waarop het relevante feit of de omstandigheid zich heeft voorgedaan.

  • 2.

    De belanghebbende verstrekt de informatie via het wijzigingsformulier.

  • 3.

    De belanghebbende verstrekt gegevens over zijn inkomsten door het inleveren van een inkomstenformulier, inclusief een bewijsstuk van de hoogte van de inkomsten, zoals een loonstrook of een uitkeringsspecificatie.

Artikel 7: Giften

  • 1.

    Definitie:

    • a.

      Gift: een onverplichte betaling van geld uit vrijgevigheid door een natuurlijk persoon of door een instelling.

    • b.

      Gift in natura: een schenking van goederen of in een andere vorm niet zijnde geld.

  • 2.

    Het ontvangen van een gift valt onder de inlichtingenplicht. In het geval van giften geldt de volgende werkwijze:

    • a.

      In beginsel wordt een gift vrijgelaten als deze jaarbasis (kalenderjaar) beneden €1200,00 blijft. De giften in een kalenderjaar tellen we bij elkaar op;

    • b.

      Tot het normbedrag van €1200,00 wordt vrijgelaten, daarboven vind een maatwerkbeoordeling plaats;

    • c.

      Een gift die niet verantwoord is in het kader van bijstandsverstrekking wordt in aanmerking genomen als vermogen;

    • d.

      Een gift geldt als inkomen als deze een periodiek karakter heeft of als deze is aangewend voor kosten van levensonderhoud;

    • e.

      Giften worden toegerekend aan de maand waarin ze worden ontvangen;

    • f.

      Een gift uit het “noodfonds Charitas” wordt niet in aanmerking genomen;

    • g.

      Als een gift een voorwerp is, bepaalt het college de waarde in geld. Hoe het college dat doet is afhankelijk van de gift. De waarde kan bijvoorbeeld bepaald worden met een aankoopbewijs of factuur, de NIBUD-normen, of een bankafschrift.

Artikel 8: Schadevergoeding

  • 1.

    De schadevergoeding die de belanghebbende ontvangt voor materiële schade wordt niet tot de middelen gerekend.

  • 2.

    Een schadevergoeding die is bedoeld ter compensatie van het verlies van arbeidsvermogen wordt aangemerkt als inkomen en toegerekend aan de periode waarop de vergoeding ziet.

Artikel 9: Criteria voor het verlagen van de norm

  • 1.

    De bepalingen gelden alleen voor belanghebbenden van 21 jaar en ouder, doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd. De verlaging van de uitkering in verband met de woonsituatie, zoals bedoeld in artikel 27 PW bedraagt:

    • a.

      10% van de gehuwdennorm, als de belanghebbende een woning bewoont waarvoor hij geen woonkosten of geen woonlasten verschuldigd is;

    • b.

      20% van de gehuwdennorm als de belanghebbende een woning bewoont waarvoor hij geen woonlasten en geen woonkosten verschuldigd;

    • c.

      20% van de gehuwdennorm indiende belanghebbende dakloos is en geen woning aanhoudt.

  • 2.

    Het eerste lid van dit artikel is niet van toepassing op belanghebbenden waarop de kostendelersnorm van toepassing.

Artikel 10: Inkomsten uit commerciële verhuur en commercieel kostgangersschap

  • 1.

    De bepalingen gelden alleen voor belanghebbende hoofdbewoners van 21 jaar en ouder, doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd die een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet ontvangen. Als de hoofdbewoner de woning deelt met inwonende commerciële kamerbewoner(s) of kostganger(s) dan brengt het college het te ontvangen huurbedrag en/of kostgeld, minus de gemiste huurtoeslag als inkomen in mindering op de uitkering.

  • 2.

    Belanghebbende toont in het eerste lid van dit artikel genoemde aan door de volgende gegevens in te leveren:

    • a.

      Een huurovereenkomst of kostgangersovereenkomst; en

    • b.

      Bankafschriften waaruit duidelijk blijkt dat de huurder of kostganger de gevraagde prijs daadwerkelijk betaalt; en

    • c.

      Een beschikking huurtoeslag.

Artikel 11: Bevordering naleving en bestrijden misbruik en oneigenlijk gebruik

Hoe het college invulling geeft aan zijn bevoegdheid met betrekking tot het bevorderen van de naleving en het bestrijden van opzettelijk misbruik en oneigenlijk gebruik, staat beschreven in de bijlage ‘Handhaving in balans: Beoordelingskader en instrumenten’. Deze bijlage maakt integraal onderdeel uit van deze beleidsregels.

Artikel 12: Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen, ten gunste van de belanghebbende, afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien toepassing van deze beleidsregels tot onbilijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 13: Vervallen artikelen

Artikel 3.16 t/m 3.22 en artikel 5.1. t/m 5.8 van Verzamelbesluit beleidsregels PW, IOAW, IOAZ, Bbz 2020 worden ingetrokken.

Artikel 14: Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels Rechtmatigheid PW, IOAW/IAOW en Bbz gemeente Oisterwijk 2024’.

Artikel 15: Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking de dag nadat zij zijn bekend gemaakt.

Aldus vastgesteld op 3 september 2024.

Het college van burgemeesters en wethouders van Oisterwijk,

Secretaris a.i.,

Jolanda Breuer

de burgemeester,

Hans Janssen

Toelichting  

In 2020 zijn de Verzamelbeleidsregels PW, IOAW en Bbz 2020 vastgesteld. Deze verzamelbeleidsregels bundelden het gemeentelijk beleid op een aantal gebieden van Werk en Inkomen. Omdat de verzamelbeleidsregels door onder andere nieuwe wetgeving (Wet breed offensief) en recente rechtspraak verouderd waren, hebben we ze geactualiseerd. Daarbij hebben we de verzamelbeleidsregels ook op onderwerp uit elkaar getrokken. Dat is duidelijker voor zowel onze inwoners als de uitvoering.

 

Deze beleidsregels gaan over de rechtmatigheid van de Participatiewet. Dat betekent dat hierin regels zijn opgenomen over de rechten en plichten die verbonden zijn aan het ontvangen van een bijstandsuitkering.

 

Hieronder volgt, voor zover noodzakelijk, een artikelsgewijze toelichting.

 

Artikel 2: Bewijsstukken

Artikel 53a PW geeft het college de bevoegdheid te bepalen welke gegevens en bewijsstukken door een belanghebbende verstrekt moeten worden, als het gaat om het bepalen van het recht op en de voortzetting van de bijstand.

Op voorhand is niet aan te geven welke gegevens nodig zijn voor de beoordeling van de rechtmatigheid van een uitkering. Dit is afhankelijk van de situatie en de omstandigheden van de belanghebbende (maatwerk). Individueel wordt bepaald welke nadere gegevens noodzakelijk nodig zijn en belanghebbende wordt daarover in ieder geval schriftelijk geïnformeerd. Bij de aanvraag van een uitkering geldt wel een vast aantal gegevens die gevraagd worden, omdat dit veelal de minimale gegevens betreffen die nodig zijn om een beslissing te kunnen nemen op de uitkeringsaanvraag.

Dit artikel geeft een nadere uitwerking van wat van een belanghebbende wordt verwacht als nadere gegevens/bewijsstukken worden opgevraagd.

Als gegevens uit onze eigen systemen kunnen worden gehaald, worden ze ook niet ook nog bij belanghebbende opgevraagd.

 

Artikel 3: Bankafschriften

Bij een rechtmatigheidsonderzoek moet belanghebbende een aantal afschriften, of een uitdraai van internetbankieren, verstrekken van rekeningen die bij hem/haar in gebruik zijn of waren. Het gaat hier om afschriften over de laatste 3 maanden voor de datum van het onderzoek. Wanneer het voor onderzoek nodig is om afschriften over een periode van langer dan 3 maanden te beoordelen, worden over de benodigde langere periode afschriften opgevraagd.

 

Artikel 4: Vaststelling van het vermogen

Artikel 34a, lid 2, onder a, van de Participatiewet geeft aan dat niet als vermogen in aanmerking wordt genomen de bezittingen in natura die naar hun aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn, dan wel, gelet op omstandigheden van de persoon en gezin, noodzakelijk zijn.

Het college geeft in dit artikel op de volgende onderdelen een nadere invulling:

  • Vrijlating van vermogen op een auto of motor: als belanghebbenden beschikken over (een) auto(‘s) of motor(en), wordt de waarde van één vervoersmiddel tot een bedrag van €3.000,00 in totaal buiten beschouwing gelaten. Indien de belanghebbende(n) meer dan één vervoermiddel (auto of motor) op zijn/hun naam heeft/hebben staan of ter beschikking heeft/hebben, geldt voor de overige vervoersmiddelen niet de vrijlating van €3.000,00. Ook auto’s en motoren van ouder dan 9 jaar worden buiten beschouwing gelaten. Uitzondering op laatstgenoemde regel zijn auto’s/motoren met een bijzondere dagwaarde. De waarde van auto’s/motoren jonger dan 9 jaar of die met een bijzondere dagwaarde. Tevens kan een werkinstructie “Lijst met bijzondere automerken” worden aangewend.

  • Vrijlating van vermogen in een uitvaartverzekering: In een uitvaartverzekering gereserveerde bedragen voor een uitvaart worden volledig buiten beschouwing gelaten bij de vermogensvaststelling, ongeacht de waarde van de uitvaartverzekering. Dit geldt ook voor uitvaartverzekeringen die afkoopbaar zijn. Wanneer belanghebbende over meerdere uitvaartverzekeringen beschikt, wordt de afkoopwaarde van één uitvaartverzekering wel meegenomen. De afkoopwaarde van de hoogste opgespaarde uitvaartverzekering wordt niet meegenomen bij de eerste vaststelling van het vermogen.

Verder wordt in dit artikel aangegeven hoe om moet worden gegaan met vermogensvaststelling bij co-ouderschap. Het co-ouderschap is geen wettelijke gedefinieerde leefvorm, maar geeft een feitelijk situatie weer. Co-ouderschap hebben wij gedefinieerd als de verdeling van de zorg- en opvoedtaken van een minderjarig kind/kinderen. Beide ouders nemen een gelijkwaardig deel van de verzorging en opvoeding van hun kinderen voor hun rekening. Niet van belang is welke ouder de kinderbijslag ontvangt. Er is geen sprake van co-ouderschap als het kind of de kinderen incidenteel en voor een korte periode bij de andere ouder verblijven (bijvoorbeeld voor vakantie). Ook als de verdeling van het ouderschap zodanig is dat deze niet afwijkt van een gebruikelijke omgangsregeling, is er geen sprake van co-ouderschap. Het college hanteert bij het vaststellen van de vermogensgrens bij co-ouders de volgende regel: de vermogensgrens wordt bepaald door het gemiddelde te nemen van de vermogensgrens voor een alleenstaande en een alleenstaande ouder. Let op: dit geldt voor de vermogensgrens. Het daadwerkelijke vermogen telt volledig mee en wordt afgezet tegen deze grens. Tot het daadwerkelijk vermogen behoort ook het saldo op de rekening van minderjarige kinderen.

 

Artikel 5: Cryptomunten

Cryptomunten, zoals bitcoin, zijn een virtuele munten en vertegenwoordigen een bepaalde waarde. Cryptomunten kunnen aangemerkt worden als bezittingen, en vallen in dit geval onder artikel 34, lid 1, onderdeel a. Handelt de belanghebbende in cryptomunten, dan moeten de inkomsten uit cryptomunten worden aangemerkt als inkomen en in mindering worden gebracht op de uitkering. Onder handel in cryptomunten wordt verstaan het meer dan incidenteel verrichten van activiteiten daarin wat leidt tot periodiek inkomen, of inkomen wat wordt aangewend om in levensonderhoud te voorzien.

Aan de hand van het transactieoverzicht van de cryptomunten en de bankafschriften van belanghebbende, kan worden vastgesteld of sprake is van handel in cryptomunten. Deze gegevens kunnen op grond van de inlichtingenplicht bij belanghebbende worden opgevraagd en belanghebbende is verplicht deze gegevens te verstrekken.

De waarde van cryptomunten, zoals bitcoin, fluctueert sterk. Daarom dient de waarde van de cryptomunt op het einde van de voorgaande maand te worden aangehouden bij vaststelling van het vermogen en het inkomen.

 

Artikel 6: Informatieverstrekking tijdens de uitkering

In de Participatiewet (artikel 17 lid 1) en de IOAW/IOAZ (artikel 1, lid 1) staat de inlichtingenplicht: ‘de plicht van belanghebbende om op verzoek of direct uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Het college mag het begrip ‘onverwijld uit eigen beweging’ zo hanteren dat kan worden volstaan met het van belanghebbende verwachten dat hij betreffende informatie meldt op de eerstvolgende inkomstenverklaring.

In Oisterwijk ontvangen enkel belanghebbenden met inkomsten een inkomstenverklaring die zij in moeten vullen. Belanghebbenden die de inkomstenverklaring niet ontvangen, moeten belangrijke wijzigingen die van invloed zijn op de uitkering doorgeven met een wijzigingsformulier. Dit wijzigingsformulier kan zowel digitaal als schriftelijk worden ingevuld en ingeleverd.

In dit artikel is geregeld welke termijn het college hanteert voor het inleveren van het wijzigingsformulier. Om iedereen gelijk te behandelen krijgen alle belanghebbenden 5 dagen de tijd om de wijziging door te geven, dan wel tot het moment dat de inkomstenverklaring ingeleverd moet zijn. Dit geldt dus voor iedereen, ook voor de mensen die geen inkomstenverklaring ontvangen. Zo hebben zij eventueel gelegenheid om het college van belangrijke wijzigingen op de hoogte te stellen.

Als iemand opzettelijk wijzigingen niet of te laat doorgeeft, dan kan een bestuurlijke boete worden opgelegd.

 

Artikel 7: Giften

Het college vindt het belangrijk dat bijstandsgerechtigden financiële hulp kunnen accepteren zonder dat zij bang hoeven te zijn dat dit negatieve gevolgen voor hun uitkering heeft. Deze hulp moet dan vanuit het oogpunt van bijstandsverlening wel verantwoord zijn. Het college vindt giften tot een bedrag van €1200 per jaar verantwoord.

Het ontvangen van giften valt onder de inlichtingenplicht. Belanghebbenden moeten het dus melden wanneer zij een gift hebben ontvangen. Giften tot een totaalbedrag van €1200 per jaar zijn niet van invloed op de uitkering.

Het kan gebeuren dat het totaal aan ontvangen giften de grens van €1200 te boven gaat. Of het meerdere van €1200 verantwoord is vanuit het oogpunt van bijstandsverlening, is in die gevallen een oordeel op basis van de individuele omstandigheden van de belanghebbenden en diens gezin (maatwerkbeoordeling). Wanneer het oordeel is dat het meerdere vanuit het oogpunt van bijstandsverlening niet verantwoord is, wordt het meerdere van €1200 als inkomen op de uitkering gekort als de giften een periodiek karakter (bijvoorbeeld als maandelijks een vast bedrag door dezelfde gever wordt gegeven). Wordt het bedrag van €1200 overschreden, dan wordt/worden deze (een) gift(en) bij het vermogen opgeteld.

In geval van giften in natura, bepaalt het college wat daarvan de waarde in geld is. Giften uit noodfonds Charitas worden niet in aanmerking genomen.

 

Artikel 8: Schadevergoeding

Het college mag bepalen welke bedragen aan vergoeding voor materiële en immateriële schade vanuit het oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn en derhalve niet meetellen als vermogen bij de vermogensvaststelling (vermogensvrijlating). Het college maakt hierbij een onderscheid tussen vergoedingen voor materiële en immateriële schade.

Een materiële schadevergoeding is een vergoeding voor schade die direct in geld is uit te drukken. Het gaat om een vergoeding voor schade of verlies van iets dat belanghebbende al had. Bijvoorbeeld vervanging van een kapotte auto of brandschade in huis. Het kunnen reeds gemaakte kosten zijn of kosten die nog gemaakt moeten worden. Wanneer een belanghebbende een materiële schadevergoeding ontvangt, is deze dus bestemd om iets te vervangen of repareren. Daarom wordt een dergelijke schadevergoeding niet als vermogen aangemerkt en heeft deze geen gevolgen voor de vermogensvaststelling in het kader van de Participatiewet.

Een schadevergoeding met een gederfd loon compenserend karakter wordt aangemerkt als inkomen voor de periode waarop de schadevergoeding betrekking heeft.

 

Artikel 9: Criteria voor het verlagen van de norm

Artikel 27 van de Participatiewet geeft het college de bevoegdheid de norm als bedoeld in de artikelen 20 en 21 van de Participatiewet lager vast te stellen als gevolg van de woonsituatie van de belanghebbende, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning.

Van deze bevoegdheid maakt het college gebruik door bij een belanghebbende die geen woonkosten en/of woonlast heeft de uitkeringsnorm te verlagen.

In de begripsomschrijvingen in artikel 1 is omschreven wat onder woonkosten en woonlasten wordt verstaan. Bewoont de belanghebbende een woning waarvoor geen woonkosten of woonlasten verschuldigd zijn, dan verlaagt het college de uitkering met 10% van de gehuwdennorm. Bewoont een belanghebbende een woning waarvoor geen woonkosten én geen woonlasten zijn verschuldigd, dan verlaagt het college de uitkering met 20% van de gehuwdennorm. Dit laatste geldt ook voor belanghebbenden die dakloos zijn en geen woning aanhouden.

 

Artikel 10: Inkomsten uit commerciële huur verhuur en commercieel kostgangerschap

In de Participatiewet is het uitgangspunt dat wanneer kosten gedeeld kunnen worden met kostendelende medebewoners ouder dan 27 jaar, de bijstandsnorm daarop wordt aangepast (kostendelersnorm). De kostendelersnorm is niet van toepassing als er sprake is van commerciële verhuur of commercieel kostgangerschap. De inkomsten die daaruit voortvloeien moeten als inkomsten worden gekort op de bijstandsuitkering.

Er is sprake van commerciële verhuur/commercieel kostgangerschap als er sprake is van een commerciële relatie. Hiervan is sprake als het een volledig zakelijke relatie betreft. Hierbij vraagt de verhuurder/kostgever een commerciële prijs en de huurder/kostganger betaalt deze commerciële prijs. Deze prijs en andere belangrijke verplichtingen van de huurder en verhuurder zijn vastgelegd in een huur-/kostgangersovereenkomst. Deze overeenkomst moet overgelegd kunnen worden. Huur-/kostgangersbetalingen vinden plaats per banktransacties en deze moeten kunnen worden aangetoond met bankafschriften. Het ontvangen huurbedrag/kostgeld wordt als inkomsten op mindering gebracht op de bijstandsuitkering. Van dit huurbedrag/kostgeld wordt de gemiste huurtoeslag afgetrokken, omdat deze omlaag gaat als er meerdere personen op een adres wonen. Dit moet worden aangetoond met een beschikking huurtoeslag.

 

Handhaving in Balans: Beoordelingskader en instrumenten

 

Inleiding

Met het Bestuursakkoord “Gezamenlijk over grenzen heen” geven we invulling aan de door het college vastgestelde punten: inclusiviteit, gelijkheid en de mogelijkheid voor inwoners om volledig mee te kunnen doen aan de samenleving. We hanteren hierbij het credo “zo licht als mogelijk, zo zwaar als nodig”. Vanzelfsprekend heeft dat ook zijn effect op de wijze waarop we invulling geven aan handhaving als onderdeel van de integrale samenwerking. Hierbij kan men denken aan het verzamelen van gegevens, zorgvuldigheid van vaststellen van feiten en omstandigheden en de beoordeling hierbij van een uitkering of reeds lopende bijstandsuitkering.

 

De term “handhaving” omvat alle activiteiten van de gemeente die ervoor zorgen dat de PW rechtmatig wordt nageleefd. Dus zowel naleving van de arbeids- en re-integratie verplichtingen als de inlichtingen- en medewerkingsplicht. In samenwerking en samenhang uitgevoerd door zowel inkomensconsulenten, medewerkers Werk en Ontwikkeling (W&O), als toezichthouders. Handhaving is geen geïsoleerde taak, maar een vanzelfsprekend onderdeel van de gehele dienstverlening.

 

De ontwikkelingen van de afgelopen tijd hebben ons geleerd dat we nadrukkelijker het perspectief van de burger moeten meewegen en ruimte moeten geven aan de uitvoeringsprofessional. Een gedeelde visie op handhaving is daarbij van groot belang. Verschillende opvattingen kunnen zorgen voor inconsistenties in de dienstverlening. Dit kan zorgen voor een beeld van willekeur en voor onduidelijkheid bij de belanghebbenden over hoe deze verplichtingen gelden en hoe hiermee omgegaan wordt. De nadere invulling bij artikel 11 van de Beleidsregels Rechtmatigheid biedt enerzijds een beoordelingskader, en anderzijds instrumenten aan, om de naleving van de PW en het gemeentelijk beleid te bevorderen. Deze leidende principes zorgen voor houvast en handelingsruimte voor de uitvoeringsprofessional om tot aan afgewogen besluit te komen.

 

Een kader en instrumentarium dat aansluit bij de uitgangspunten van “Gezamenlijk over grenzen heen” en draagt bij om de menselijke maat, binnen de geldende wetgeving, in onze dienstverlening te helpen uitvoeren. Tot slot, het beoordelingskader is ook in lijn met de meerjarige Handhavingskoers 2022-2025 zoals het Ministerie van SWZ die voorstaat en met nieuwe wetgeving die in voorbereiding is, zoals het wetsvoorstel Participatiewet in Balans en het wetsvoorstel Handhaving Sociale Zekerheid (herijking van de huidige “Fraudewet”) waarvan de invoering gepland staat op 1-1-2025. Daarnaast draagt het plan bij aan beleidsstukken waarin we als gemeente richting hebben gegeven aan belangrijke waardes zoals inclusiviteit, nabijheid, integraliteit en duidelijkheid zoals de Koers Sociaal Domein 2019-2030: Naar een samenredzaam Oisterwijk en het Strijdplan Sociaal Domein.

 

Beoordelingskader

Dit beoordelingskader is een algemene richtlijn waarbij altijd de individuele situatie van de belanghebbende meegewogen moet worden, waarbij men wel verder kijkt dan alleen het individuele belang. Maatwerk is een middel om in de toepassing van wetgeving recht te doen aan de individuele situatie. Het belang van duidelijke algemene regels moet daarbij zeker niet uit het oog verloren worden. Die bieden namelijk rechtszekerheid en versterken de democratische legitimatie van ons handelen. We zoeken dus, binnen de geldende wettelijke kaders, naar een balans tussen de verschillende – soms tegenstelde – belangen (evenredigheidsbeginsel).

 

In de praktijk wordt ervaren dat de strikte regels van de PW het soms moeilijk maken om te doen wat nodig is om een inwoner vooruit te helpen. De uitvoering ervaart soms een (te) smal ventiel – in de vorm van maatwerk – om niet alleen de eventuele hardheden te voorkomen, maar ook de behoefte aan integrale dienstverlening binnen het sociaal domein vorm te kunnen geven. Daardoor is steeds meer de zoektocht ontstaan naar de beleidsruimte die we wél hebben. Die balans willen we vinden door naast onze inwoners die bijstand nodig hebben te gaan staan. We kijken breed naar hun omstandigheden, rekening houdend met hun denk- en doenvermogen en helpen hen om de regels te begrijpen en na te leven. Daarmee voorkomen we dat ze in de problemen komen doordat ze fouten maken. Onrechtmatigheden kunnen het gevolg zijn van onvermogen en niet van kwade wil. We willen als gemeente daarom werken vanuit vertrouwen, zonder daarbij naïef te zijn. Bij twijfels over – voortdurend – recht op bijstand stellen we een onderzoek in. We doen hiernaast ook een periodieke hercontrole, om inwoners in het oog te houden. Dat onderzoek kan worden gedaan door een inkomensconsulent op grond van algemene bevoegdheden uit de PW of door een sociaal rechercheur met mogelijke toepassing van de bijzondere bevoegdheden ingevolgde de artikelen 5:15-5:19 van de Algemene wet bestuursrecht. In het onderdeel ‘controle op maat’ meer over de inzet van de sociaal rechercheur.

 

Het opvragen en verwerken van informatie wordt getoetst aan de eis van “noodzakelijkheid”. Het proportionaliteits- of subsidiariteitsbeginsel dient te alle tijden te worden gewaarborgd, We zetten ons in om de gevolgen van overtredingen zo klein mogelijk te houden door te werken aan vroegtijdig opsporen van onrechtmatigheid. We treden daadkrachtig op als er sprake is van opzettelijk handelen (misbruik). Hierbij gesteund door adequate gegevensuitwisseling, informatie gestuurde controle en opsporing, en samenwerking binnen de interne en externe handhavingsketen. En als iets niet volgens de regels is gegaan vragen we ons af hoe dat komt. Heeft de inwoner iets niet begrepen, heeft de informatie iets gemist in bijvoorbeeld de voorlichting, of is het bewust gebeurd? Het stellen van deze vragen helpt ons om de dienstverlening te verbeteren. Met die focus zorgen we ervoor dat we vertrouwen geven, helpen waar dat kan en streng zijn als dat moet.

 

Cirkel van Naleving

Het beleid voor handhaving wordt ingericht naar het model van de Cirkel van Naleving (voorheen Hoogwaardig Handhaven). Dit model is opgebouwd uit vier pijlers, waarvan twee preventief en twee repressief van aard zijn (zie onderstaande figuur). Het rechtmatig verstrekken van uitkeringen, het voorkomen en het bestrijden van oneigenlijk gebruik en misbruik van de PW, IAOW, IAOZ en Bbz is gewaarborgd door te werken naar de uitgangspunten van dit landelijke model. Het college voert de visievelden van dat model in samenhang uit. De nadruk ligt op preventie en gedragsverandering (bevorderen spontaan naleven van de verplichtingen). Voorkomen is beter dan genezen. Dit sluit ook volledig aan bij “Gezamenlijk over grenzen heen”. De medewerker W&O en inkomensconsulent zijn vooral bezig met de eerste twee pijlers, in nauw contact staan met de klant, goede communicatie en informatieverstrekking, draagvlak creëren door samen afspraken te maken en deze ook zelf na te komen. Op deze manier is naleving de regel en zullen vergissingen door onwetendheid minder voorkomen. Als opzettelijke misbruik dan toch nog voorkomt, worden signalen sneller opgepakt vanwege het nauwe contact. Daar waar regels bewust of onbewust niet nageleefd worden is er ruimte voor corrigerende of repressieve maatregelen. Als sluitstuk staat er een sanctionerings- en invorderingsinstrumentarium aan de uitvoering ter beschikking dat hen in staat stelt proportioneel en evenwichtig te reageren. Het college vindt het belangrijk dat de medewerkers van teams inkomen en W&O en de sociaal rechercheur beschikken over een juiste mix van instrumenten en interventies om naleving te bevorderen en onrechtmatigheden te signaleren en effectief aan te kunnen pakken.

 

Toelichting:

In de twee blauwe cirkels staan pijlen en stippellijntjes. De stippellijntjes geven aan wanneer er sprake is van gezamenlijk actie en een pijl geeft aan wie er bij een bepaalde actie regie voert. Het werkproces is zo georganiseerd dat de inkomensconsulent en medewerker W&O altijd de eindregie blijven voeren op het volledige klantproces (toezien). De sociaal rechercheur voert tijdelijk regie bij zijn/haar specifieke inzet (doen van onafhankelijk onderzoek, met mogelij 612023 ke toepassing van Awb -bevoegdheden), maar is altijd ondersteunend/adviserend aan de inkomensconsulent en medewerker W&O die verantwoordelijk zijn voor de (evt. sanctionerende) besluitvorming.

 

 

Cirkel van naleving: instrumenten en interventies

 

  • 1.

    Voorlichting en duidelijke afspraken

    Inwoners die bijstand aanvragen of al ontvangen krijgen heldere en begrijpelijke informatie over de regels die bij de uitkering horen. We communiceren in begrijpelijk taal en zijn laagdrempelig voor vragen. We zorgen ervoor dat algemene informatie helder is en voor iedereen toegankelijk. Individuele voorlichting sluit zoveel mogelijk aan bij de woon- en leefsituatie, denk- en doen vermogen van de inwoner die het betreft. We leggen hierbij goed uit waarom we informatie nodig hebben en wat we hiermee gaan doen.

     

    Hiervoor hebben we het volgende geregeld:

    • 1.

      Alle medewerkers communiceren vanuit heldere taal. De beschikkingen en brieven zijn ook vanuit heldere taal geschreven;

    • 2.

      Op de website van Gemeente Oisterwijk is informatie over het recht op uitkering beschikbaar. We wijzen inwoners die een bijstandsuitkering aanvragen altijd op het bestaan van deze pagina. De website pagina beschikt over een taalmodule in de meest voorkomende talen en kent een voorleesfunctie voor slechtzienden. Hiervoor is de webpagina en tevens het aanvraagformulier voor iedereen toegankelijk, mits digitaal vaardig. Als iemand dat niet is, dan kunnen zij bellen naar de inkomensconsulenten.

    • 3.

      Nieuwe klanten ontvangen bij toekenning van de uitkering de folder ‘Uitkering: Alles wat je hierover moet weten’ met hierin in heldere taal alle informatie over hun bijstandsuitkering, waar ze een beroep op kunnen doen maar ook wat er van hen verwacht wordt;

    • 4.

      Klanten worden over wijzigingen geïnformeerd per brief of beschikking. Wanneer zij iets niet begrijpen, kan er altijd gebeld worden met de inkomensconsulenten. Wanneer een consulent afwezig is, wordt er gezorgd dat de klant te woord wordt gestaan door een andere consulent. Zo worden klanten altijd geholpen.

    • 5.

      We werken vanuit digitaal Handboek Schulinck en vanuit Stimulansz, waar alle medewerkers automatisch op geabonneerd zijn en waar alle lokale en landelijke ontwikkelingen en beleidsstukken op te vinden zijn. Hiermee beschikt iedereen in de uitvoering over dezelfde en goede informatie, belangrijk voor de uitvoering van hun vak.

  • 2.

    Optimaliseren van de dienstverlening

    De belanghebbende mag geen onnodige (administratieve) drempels in de dienstverlening tegenkomen. Het moet eenvoudig zijn om je aan de regels te houden en de regels moeten voor iedereen begrijpelijk worden uitgelegd. Wanneer mensen begrijpen wat er van hen wordt verwacht en waarom, dan zullen ze de regels, en het toezicht hierop, ook beter accepteren.

     

    Hiervoor hebben we het volgende geregeld:

    • 1.

      Alle bijstandsgerechtigden hebben twee contactpersonen bij de uitvoeringsteams, een inkomensconsulent en een medewerker W&O. De inkomensconsulent is beschikbaar (bij voorkeur digitaal of telefonisch) voor vragen over het recht op de hoogte van de uitkering en aanvragen bijzondere bijstand. De medewerker W&O is aangewezen om hun klant te begeleiden naar werk of, als dat niet mogelijk is, naar participatie. De medewerker W&O heeft vooral persoonlijk contact met de bijstandsgerechtigde en leert de inwoners ook echt goed kennen. De ondersteuning is maatwerk, passend bij de individuele situatie. Gesprekken met de inwoners worden goed vastgelegd zodat de individuele situatie ook kenbaar is voor collega’s, als dat nodig is. De consulenten en medewerkers W&O zijn goed bereikbaar zodat vragen op zo kort mogelijke termijn worden beantwoord. Bij ziekte is er altijd vervanging, zodat vragen niet te lang blijven liggen.

    • 2.

      Klanten krijgen een plan van aanpak waarin gezamenlijk vastgestelde afspraken m.b.t. doelmatigheid worden vastgelegd. Doordat deze afspraken in samenspraak worden gemaakt, is nakoming voor zowel voor de klant als voor de consulent vanzelfsprekend, dit noemen wij wederkerigheid. Hiermee kunnen ze hetgeen is besproken nalezen en als ze het toch niet eens zijn met de manier waarop het is opgeschreven, hier tegen in bezwaar gaan. Klanten met een ontheffing van de arbeidsverplichting krijgen geen plan van aanpak totdat de ontheffing opgeheven is. Dit om hen tijd te geven om weer aan de arbeidsverplichting te kunnen voldoen.

    • 3.

      Alleen de bijstandsgerechtigden die inkomsten hebben krijgen een inkomstenformulier. Bijstandsgerechtigden met inkomsten worden ook gestimuleerd de inkomsten digitaal door te geven; degene die dit doen ontvangen geen inkomstenformulier meer. Zo hoeven zij geen dubbele informatie door te geven. Met dit formulier en de mogelijkheid inkomsten digitaal aan te leveren, willen we het doorgeven van inkomens vereenvoudigen. Op deze manier bevorderen en faciliteren we nakoming van de inlichtingenplicht.

    • 4.

      Voor alle andere wijzigingen is er een online formulier wat bijstandsgerechtigden in kunnen vullen. Ook dit is een manier waarmee we nakoming van de inlichtingenplicht bevorderen en faciliteren;

    • 5.

      Er komt een applicatie waar berekend kan worden wat de financiële consequenties zijn van werkaanvaarding. Alle Oisterwijkers kunnen hier dan in principe gebruik van maken, maar voor bijstandsgerechtigden wordt deze dan in gezamenlijkheid ingevuld bij werkaanvaarding zodat op voorhand al duidelijk is wat financieel de gevolgen zijn van werkaanvaarding.

    • 6.

      De sociaal rechercheur werkt samen met de inkomensconsulenten, die de regie blijven houden. De toezichthouder kan de collega’s van team Inkomen al in een vroeg stadium adviseren en ondersteunen om onrechtmatigheid te helpen voorkomen en ook om signalen direct op te kunnen pikken. Een mogelijk zwaarder instrument als bijvoorbeeld een huisbezoek hoeft dan mogelijk niet meer plaats te vinden;

    • 7.

      We werken in de breedte aan deskundigheidsbevordering, zowel op het gebied van recht- en doelmatigheid als fraude-alertheid. We kennen hiervoor het instrument casuïstiekoverleg, waar ook de juridische adviseurs bij aansluiten. Ook gaan de uitvoerend medewerkers regelmatig op training, zoals bijvoorbeeld een training Menselijke Maat. We werken ook aan het opzetten van een doorlopend programma waarmee we onze kennis en vaardigheden op kennis houden;

    • 8.

      Door middel van ons dashboard wordt de bedrijfsvoering en dienstverlening aan inwoners gevolgd en waar nodig verbeterd om de naleving van de verplichtingen door klanten te helpen bevorderen. Dit wordt beheerd door ons eigen datateam;

    • 9.

      Nieuwe medewerkers bij teams Inkomen en Werk & Ontwikkeling worden in hun eerste periode ondersteund door hun team en de kwaliteitsmedewerker. De nieuwe medewerker wordt getoetst totdat het niveau voldoende is om zelfstandig besluiten te maken. De medewerker wordt dan losgelaten;

    • 10.

      Per kwartaal wordt er een collegiale interne controle gedaan. Dit bevordert vakkundigheid en beperkt willekeur of rechtsongelijkheid.

  • 3.

    Controle op maat

    De gemeente is verantwoordelijk voor het verstrekken van de juiste uitkering, maar ook om ervoor te zorgen dat de uitkering rechtmatig worden verstrekt. We moeten dit volgens de wetgeving onderzoeken en worden hier door de accountant op gecontroleerd.

    Bij iedere aanvraag van een uitkering wordt onderzocht of een uitkering nodig is in de individuele situatie, en zo ja, naar welke norm en hoogte dan. Bij lopende uitkeringen wordt een onderzoek naar het voortgezet recht per steekproef uitgevoerd. Het college kan op basis van deze steekproef ook achteraf constateren dat het toekenningsbesluit onjuist is geweest als gevolg van schending van de inlichtingenplicht. Overigens kan het college ook zonder redengevend feit volgend uit de steekproef haar algemene onderzoeksbevoegdheid inzetten. Dat kunnen we doen op een bepaald en vooraf gesteld thema.

    Om de rechtmatigheid van de uitkeringen te garanderen en de handhaving hiervan efficiënt en effectief te laten verlopen speelt gegevensuitwisseling tussen ketenpartners een grote rol. Data-analyse kan ingezet worden om inwoners te helpen om regels na te leven en fouten te voorkomen of vroegtijdig onrechtmatigheden te signaleren. Daarbij is transparantie over de inzet van data- en risico gestuurde inzet noodzakelijk. Beoordeling van de resultaten van data-analyse op klantniveau vindt te allen tijde plaats door een uitvoeringsprofessional die hiertoe bevoegd is.

     

    Hiervoor hebben het volgende geregeld:

    • 1.

      Aanvragen en heronderzoeken worden via een standaardproces afgehandeld. De hercontroles worden uitgevoerd per steekproef; dit komt neer op 5 hercontroles per maand over 5 verschillende doelgroepen. Door steekproeven als methode voor heronderzoek te gebruiken, bevorderen we de rechtmatigheid en gelijke behandeling. Uiteraard met ruimte voor individueel maatwerk als dat nodig is, denk hierbij aan gegeven responstermijnen, en wijze van communicatie. Inwoners waarvoor een heronderzoek plaatsvindt, worden uitgenodigd op gesprek. Voor onderzoek naar vermogen, inkomen en/of verblijf in het buitenland kan de gemeente gebruikmaken van het Internationaal Bureau Buitenland (IBF), indien dit in de individuele situatie noodzakelijk is. Ook mogen de klantmanagers onderzoek doen via sociale media, wanneer dit noodzakelijk is, als er vermoedens zijn van vermogen van zwart werk of samenwoning;

    • 2.

      We ontvangen samenloop signalen, verkregen via bestandskoppelingen van het Inlichtingenbureau. Deze komen binnen bij de afdeling Uitkeringsadministratie (UA). Hiermee kunnen we snel reageren op ontdekte onregelmatigheden maar voorkomen we ook dat we teveel informatie moeten opvragen bij de klanten. Informatie die we via de systemen kunnen krijgen, vragen we dan ook niet op;

    • 3.

      De Inkomensconsulenten ontvangen de signalen vanuit de UA waar nader onderzoek op gewenst is;

    • 4.

      Mutaties vallen in de BRP (Basis Registratie Personen) signalen die vanuit de UA komen. Deze worden behandeld door de inkomensconsulenten;

    • 5.

      Vermoedens van onrechtmatigheid door burgers of organisaties en intern kunnen (ook digitaal) worden gemeld bij via het fraudeformulier op de website van gemeente Oisterwijk. Onrechtmatigheid wil zeggen dat iemand, onbedoeld of doelbewust, verkeerde informatie geeft of informatie verzwijgt om een (hogere) uitkering te krijgen, waar die persoon dus eigenlijk geen recht op heeft. Deze signalen kunnen aanleiding zijn voor het starten van een onderzoek door de klantmanager met ondersteuning van de sociaal rechercheur, mits het gaat om personen die daadwerkelijk een uitkering ontvangen. Dit is een onderzoek waarna, op basis van voorliggende objectieve feiten en omstandigheden, een afweging wordt gemaakt of een verdiepend rechtmatigheidsonderzoek wordt opgestart. Als het nodig is worden ‘zwaardere’ onderzoeksmethoden ingezet, zoals internetonderzoek, een huisbezoek, heimelijke waarneming, gezamenlijke onderzoeken in de keten etc. Dit onderzoek kan gedaan worden door de toezichthouder of een inkomensconsulent. Team Inkomen en de sociaal rechercheur zijn niet enkel gericht op doelbewuste schending inlichtingenplicht (misbruik) tegen te gaan. Als het onbedoelde schending inlichtingenplicht (fout, vergissing) betreft, dan dient dat uiteraard ook gesignaleerd te worden en de onrechtmatigheid te worden hersteld middels een herziening, intrekking of beëindiging en geheel of gedeeltelijke terugvordering van de ten onrechte verstrekt bijstand;

    • 6.

      Het college heeft bij besluit de sociaal rechercheur aangewezen zoals bedoelde in artikel 76a PW. De toezichthouders krijgen door deze aanwijzing de bevoegdheden toegekend die in afdeling 5.2. van de Algemene wet bestuursrecht staan. Zo mag een sociaal rechercheur onder andere bankafschriften opvragen bij banken. Ook mag de sociaal rechercheur bij overige derden gegevens opvragen die nodig zijn voor de voortzetting of verlening van bijstand. Deze verordeningsbevoegdheid kan worden geëffectueerd via de medewerkingsplicht van artikel 5:20 Awb. Op grond van artikel 5:20 lid 3 en artikel 5:32 van de Awb kan het college een last onder dwangsom opleggen om de medewerkingsplicht effectief te handhaven;

    • 7.

      Voor internetonderzoek (openbare bronnen) wordt gewerkt volgens een vaste werkwijze;

    • 8.

      Het huisbezoek is één van de mogelijke controlemiddelen. Voor al het overheidshandelen geldt dat het evenredig moet zijn in relatie tot de gestelde doelen. Dit geldt dus ook voor het huisbezoek. Er moet verband bestaan tussen de te onderzoeken gegevens en de manier waarop het onderzoek plaatsvindt. De plicht om mee te werken aan een (aangekondigd/onaangekondigd) huisbezoek is een bijzondere vorm van de medewerkingsplicht. De VNG Handreiking Huisbezoek biedt steun om binnen de kaders van de PW en binnen de bestaande bevoegdheden een huisbezoek af te kunnen leggen.

    • 9.

      Indien klant zonder goede reden niet verschijnt op een oproep door hun inkomensconsulent of medewerker W&O dan wordt de klant nogmaals uitgenodigd. Geeft de klant hier geen gehoor aan, dan wordt er afhankelijk van de situatie een maatregel opgelegd of wordt het recht op bijstand ingetrokken. Deze maatregel of het besluit tot intrekken recht op bijstand kan, vanwege individuele omstandigheden van de klant, altijd worden verlaagd of bezien. Ook hierbij geldt dat we kiezen voor de minst belastende vorm, tenzij de no-show niet verschoonbaar is en vaker voorkomt;

    • 10.

      Elk jaar wordt door er door Team Inkomen een teamplan opgesteld met de plannen en focuspunten voor het komende jaar.

    • 11.

      Er is een wens voor themacontroles, de mogelijkheden hiertoe worden onderzocht.

  • 4.

    Sanctioneren

    Als een (bewuste) regelovertreding vastgesteld wordt, volgt een boete of een passende maatregel. Specificaties staan opgenomen in het boetebeleid van Gemeente Oisterwijk.

     

    Hiervoor hebben we het volgende geregeld:

    • 1.

      Bij iedere niet-nakoming van een verplichting onderzoeken we eerst de verwijtbaarheid hiervan. De individuele situatie van de klant is hierbij relevant, waarvoor we andere collega’s consulteren;

    • 2.

      Als een niet-nakoming niet verwijtbaar is (of bij gerede twijfel hieraan) wordt er geen boete of verlaging opgelegd;

    • 3.

      In de Verzamelverordening is opgenomen welke gedragingen leiden tot welke verlaging. Hierbij is ook de inkeerbepaling opgenomen, waarmee de verlaging gematigd of ingetrokken kan worden bij alsnog nakomen van de verplichtingen;

    • 4.

      Alle ten onrechte of teveel verstrekte uitkering wordt teruggevorderd. Hierbij wordt binnen de wettelijke kaders onderzocht of wettelijke terugvordering aan de orde kan zijn. Dit doen we ook als er sprake is van een lopend schuldhulpverleningstraject, in nauw overleg met het team schuldhulpverlening;

    • 5.

      Bij een vermoedelijke benadeling > €50.000 doen we aangifte bij het Openbaar Ministerie. In afwachting van de reactie starten we geen boete onderzoek op;

    • 6.

      Inzetten van ‘nadere verplichtingen art. 55 PW’ om op die manier mensen te laten werken aan hulpverlening zoals afkicken, schuldhulpverlening etc. Dat kan inhouden dat we nu een gedraging niet verwijtbaar achten, maar de ruimte beiden om hulp te zoeken zodat problemen effectiever kunnen worden aangepakt.